Iedereen die het met eigen ogen heeft gezien, is ondersteboven van Venetië. In het huidige Venetië stap je terug in de 16e eeuw. Je kunt de tochten door de stad die Roberto in het boek maakt nog steeds zelf nalopen en -varen. Maar tegelijkertijd is Venetië een middel voor het begrijpen van onze eigen tijd. Er kwamen tal van vernieuwingen vandaan. Op het gebied van handel, fabricage, kunst en muziek. Venetië was het Silicon Valley van de 16e eeuw! Dat Spanje ons wilde laten geloven dat Columbus Amerika heeft ontdekt, berustte op eenzelfde verdraaiing van de werkelijkheid als de bewering over massavernietigingswapens in Irak of de argumenten van pro Brexit-politici.
Het Venetië van toen gebruikte concepten van management en overheidbesturing die wij nog steeds gebruiken. Een daarvan is de regie van de overheid over de economie zonder de vrije koopmansgeest te smoren. De edelen van Venetië waren een bijzonder soort edelen: ze waren kooplui. In de meeste landen waren edelen hovelingen, lees de geschiedenis van Willem van Oranje aan het Brusselse hof er maar op na. De handel, het geld verdienen, stond voorop. Venetië had een beleid gericht op samenwerking en niet op onderdrukking. Een beleid gericht op volledige werkgelegenheid en faire beloning. Als je de cijfers ziet was die beloning schamel en was de armoede groot, maar het verschil met de situatie in andere Europese landen was enorm.
De staat hield een strategische voorraad graan aan om ook bij slechte oogsten en afgesloten toegangswegen het proletariaat te kunnen voeden: de werkers waren deel van de oorlogsmachine die weer in dienst stond van de handel. De staat was eigenaar van de grootste onderneming van die tijd: het Arsenaal, waar de schepen werden gebouwd. Die bleven eigendom van de overheid, die de laadruimte verhuurde. Venetianen deden dingen als vanzelf waar we later pas de woorden voor vonden, zoals socialisme, arbeidsverdeling, werken aan de lopende band, democratie, staatsonderneming, grootschalig milieubeheer, de nationale staat, imperialisme en poldermodel. De stad functioneerde als een (relatieve) eenheid. Dat moest ook wel, want de bevolking van Venetië was maar klein: er woonden op het hoogtepunt 150.000 mensen in de stad, in Constantinopel woonden er 500.000. Venetië kon het alleen maar redden (bijna 1.200 jaar lang) tegenover de Turken in het Oosten en Zuiden, de Genuezen en de Spanjaarden in het Westen en de Fransen, Duitsers en Oostenrijkers in het Noorden door slimmer en doelmatiger te zijn en te beschikken over betere informatie. Het Venetië van 1537 is een voorbeeld voor het Europa van nu.